Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

Indische kunst – Brahmaans - rotssculpturen

betekenis & definitie

INDISCHE KUNST: ONTWIKKELING VAN DE INDISCHE PLASTIEK: BRAHMAANSE ROTSSCULPUREN

Onder de Gupta-heersers na 320 na Chr. werd het Brahmanisme sterker en daarmee de Brahmaanse kunst, die nu gelegenheid vond haar kosmologische góden- en sagenwereld te vereeuwigen in groot opgezette rotssculpturen. Reeds de vroege, volkomen kosmisch opgevatte reliëfs in de oude vihara van Bhadsja geven

blijk van haar kunnen. Het Boeddhisme moest daar nog aan de vedische mythologie uitbeeldingsthema’s ontlenen. Pas na een pauze van vijf eeuwen komt deze thematiek weer naar voren, maar nu met vervanging van de vedische godenkring door Brahmaanse. Op een rotswand in Udayagiri bij Gwalior wordt Visnu, die vele gestalten heeft, uitgebeeld in zijn ever-incarnatie. De 3.5 m hoge god met de everkop, staande op de grond van de door golvenlijnen aangeduide oceaan, gaat, Bhumidevi, de aarde, bevrijden uit de macht van de demon Hiranyaksha. Zijn scheppende oerkracht, die water en land heeft gescheiden, hebben de legende

en kunst verbeeld in dit beeld, dat ondanks de grootse visie bekoorlijk blijft. In een continuerende uitbeelding is driemaal het meisje Bhumi te zien, eerst beneden, nog in de klauwen van de demon, dan omhoog klimmend, en tenslotte bovenaan, zittend

op de schouder van de godheid. In lange rijen zijn de goden en rishi’s verzameld, om de aarde te begroeten.

Op het reliëf van Deogarh staat Bhumi reeds naast Shri, de godin van de vruchtbaarheid, de gemalin van de god. Het werk dateert van 400 jaar

na Chr. Andere scheppingsdaden van Visnu zijn te vinden in de rotscouloirs van Mavalipuram. Het reliëf met de ’drie schreden’ beeldt de koning der góden uit als dwerg bij vorst Bali. Na de toestemming te hebben verkregen dat hij zoveel land mocht nemen als hij in drie schreden kon doorlopen, werd de dwerg tot een reus, wiens eerste schrede zo lang was als het land van Bali, terwijl zijn armen de horizon raakten; met de tweede schrede nam hij bezit van de hemel en voor de derde schrede bleef niets meer over. De legende slaat op het dagwerk van de zonnegod Visnu, de zonsopgang en de zonsondergang; de armen van de god zijn zinnebeelden van de zonnestralen. In een naburige grot is Visnu voorgesteld als vruchtbaarheidsgod, die de aarde bevrijdt, een variant van het reliëf van Udayagiri.

In de nabijheid van de Visnu-grotten, waarin ook taferelen in brede reliëfs zijn uitgehouwen uit het leven van Krisjna, een andere belichaming van de god, liggen de rotsblokken met het grandioze reliëffresco ’De uitstorting van de Ganges’. Ontroerd

door de jarenlange boetedoening van de vorst Bagiratha liet Shiva de Ganges ter aarde nedervallen. Mensen en dieren komen toesnellen, om het grote schouwspel mee te maken van het neerstorten uit de haarlokken van Shiva (de wouden van de Himalaya) en om zich in de golven van de goddelijke stroom te reinigen van zonden. De natuurlijke rotsspleet met de wemelende naga’s (slangengodheden) maakte een toneelmatige voorstelling mogelijk van deze kosmische gebeurtenis; een bassin aangebracht op het plateau van het 9 m hoge rotsblok, dat bij bijzondere cultusfeesten werd geledigd, versterkte de illusie nog; links boven komt naar de in ascese verzonken Bagiratha (met opgeheven armen op één been staande), Shiva met knots en kroon om hem mede te delen dat zijn wens is vervuld. Onder de boeteling is een kleine Shivatempel te zien met een asceet ervoor. Om de hoek kijken de dieren uit hun holen en een kat experimenteert met de boetehouding.

In de sculpturen van de rotstempel van Elephanta (bij Bombay) en Ellora lijkt de klassieke rust van de Guptaplastiek geïntensiveerd tot de uiterste concentratie en dynamiek. In het driehoofdige beeld van Shiva in Elephanta (dat ten onrechte Trimurti wordt genoemd) is de kracht van het goddelijke willen in drie aspecten tot bovenmenselijke uitdrukking gebracht. De dansende Shiva in de Ravanagrot in Ellora is een veraanschouwelijking van de goddelijke vernietigingskrachten in de meest heftige dynamiek. Bevend voor dit losbreken zit Parvati aan zijn voeten. Verbaasd komen de goden toesnellen. Maar niet de in de rots gebeitelde dans van Ishbara werd de definitieve uitbeelding van de god, maar de Nadanta-dans van de Nataradsja (danskoning), die hij in de gouden hal van Tsjidambram, in het centrum van het universum, voor de goden en rishi’s opvoert op de demon Muyalaka.

De zuidindische kunst heeft die dans van de god vastgelegd in een bronzen statuette, die in duizenden kopieën van alle grootten gemeengoed is geworden. De taak van de god in het universum: vijf daden, schepping, instandhouding, verwoesting, herbelichaming en verlossing, is in dit werk gesymboliseerd. Met het rechterbeen draait de god op de demon, het linkerbeeen heft hij op in danspas, de vier armen met in de handen de attributen zijn in bepaalde houdingen binnen de cirkelkring gevat. De trommel in de rechterhand symboliseert het gedruis van de schepping en de vibrerende beweging van de kosmische ontwikkeling; de vlam in de linkerhand verzinnebeeldt de tegenovergestelde daad van de verwoesting; de opgeheven rechterhand boezemt de gelovige vertrouwen in; de afwaarts gerichte linkerhand wijst naar de opgeheven linkervoet als de zetel van de ziel. Als eeuwigheidssymbool windt zich een slang om een arm; een meermin, de Ganges, de opkomende maan en een slang versieren de hoofdbekroning.

Met dit teken, dat zijn vijf daden symboliseert en de attributen daarvan, wordt Shiva in zuid-India ook in de gebeden aangeroepen. De omlijstende vlammencirkel (die vaak ontbreekt) verzinnebeeldt het kosmische universum, dat door de god wordt gevuld. De ouderdom van de eerste vorm van deze bronsfiguur (waarvan slechts weinige artistiek waardevolle exemplaren bestaan) staat niet vast. Waarschijnlijk zou een speciaal onderzoek het niet vóór de vijftiende eeuw dateren.

door Prof. Dr. E. Diez.

< >