DE VROEG BYZANTIJNSE KUNST:
DE ARCHITECTUUR: DE VERHOUDING VAN DE VROEG-JUSTINIAANSE TOT DE RAVENNATISCHE ARCHITECTUUR
Het is ons gebleken, dat de vroeg-Byzantijnse architectuur aansluit bij de oudere fase van de midden-Romeinse en laat-Romeinse architectuur. Wanneer we echter gaan vergelijken met contemporaine werken van de Westromeinse architectuur treden verschillen aan de dag. S. Vitale in Ravenna (522-532 onder bisschop Ecclesius gebouwd, hoogstwaarschijnlijk na de reis van de bisschop naar Constantinopel 524-526) en Sergius-Bacchus in Constantinopel (gebouwd na de regeringsaanvaarding van Justinianus en Theodora) zijn ondanks de overeenkomst in grondplan - beide hebben centrale aanleg met omgang en nissenkrans - van verschillende stijl. Niet alleen de vormgeving naar buiten maar ook de ruimte- dispositie van beide bouwwerken vertoont diepgaande verschil¬len. Tegenover een in zichzelf besloten bouwblok met vlakke koepel en lage tamboer in Constantinopel staat in Ravenna een licht achthoekig geleed bouwwerk met hoge tamboer en tentdak, dat de koepel overdekt. De kerk als geheel vertoont verticale accenten. Tegenover het kubusachtige en blokmatige, dat in de Sergius-Bacchuskerk herinnert aan de Hagia Sophia, staat in S. Vitale een vervluchtiging van de compactheid van de muur door vlakke lisenen en vensteropeningen, die in de muur zijn uitgesneden.
Soortgelijke verschillen beheersen de ruimtevormgeving. Een zware meloenkoepel, die zijn voorbeelden heeft in de Romeinse koepels uit de periode vóór en tijdens Hadrianus (Horti Salistia- ni, villa van Hadrianus in Tivoli, Piazzo d’ Oro, Serapeum) overwelft in de Sergius-Bacchuskerk zonder tamboer de ruimte. Zware, massieve pijlers en brede nissenwelvingen vormen de steunen van de koepel. De hoofdnis is naar verhouding vlak en ze accentueert de zware substantiële ruimtewerking. Voor het drukkende effect van het interieur is verder een sterk geaccentueerde horizontale architraaf beslissend, die om het gehele bouwwerk heenloopt en die rust op betrekkelijk lage zuilen. Door het rijk geprofileerde balkwerk van deze architraaf ontstaat een horizontaal geledingseffect: alle omhoog strevende verticale assen wor¬den als het ware neergedrukt. Dit horizontale balkwerk is als een laatste resonans van de wegstervende hellenistische architectuur van Constantinopel. In alle andere latere Justiniaanse bouwwer¬ken worden zulke hellenistische tendenties weggedrongen door gewelfde gangen en arcaden.
Totaal anders is de ruimte-indruk van S. Vitale. Een hoge tam¬boer, smalle nissen, hoofdpijlers die naar binnen toe smaller worden, slanke zuilen en arcaden in de nissen alsmede het ontbreken van een horizontaal gelede architraaf. Tenslotte de diepte van de altaarruimte en de toepassing van zeven in plaats van vier nissen en een bredere omgang, dit alles brengt een totaal andere ruimte-indruk teweeg. De vervluchtigende verticale tendenties, het te loor gaan van de muursubstantie, de ononderbroken nissenkrans, de versterking van de optische licht- en schaduwwerking door de diepte van de omgang, vormen even zo vele bewijzen, dat in de Ravennatische architectuur de laat-antieke dematerialisatietendenties verder hebben doorgewerkt dan in de vroeg-Justiniaanse architectuur. Dit stijlverschil is een bevestiging van het vroege ontstaan van S. Vitale, onafhankelijk dus van Constantinopel.
door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.