DE VROEG BYZANTIJNSE KUNST:
DE ARCHITECTUUR: ANDERE JUSTIAANSE KERKEN
De Hagia Sophia vormt een hoogtepunt en tevens de vervolma¬king van de Justiniaanse architectuur, maar daarnaast kunnen andere voorbeelden worden aangewezen. In het middelpunt staat het bij de Hagia Sophia zo gelukkig opge¬loste probleem van de verhouding tussen een centrale aanleg met koepel en een in de lengte gericht bouwwerk met diepte-accent. Een tweede monumentaal voorbeeld van een poging een harmonisch evenwicht van de ruimte-eenheden te bereiken vormde de Apostelkerk in Constantinopel (536-546). Het gebouw werd verwoest en moest plaatsmaken voor een moskee van Mohamed II. Oorspronkelijk waren er vijf koepels verdeeld over een kruisvormig grondvlak. Ook hier werd een evenwichtige ruimteverhouding nagestreefd. De diepte-as werd in hoge mate afgezwakt door de altaarruimte, die zich onder de middelste koepel bevond. Dit type was ver verbreid. In Klein-Azië werd de Johanneskerk in Epheze naar het voorbeeld van de Apostelkerk in Constanti- nopel gebouwd; ze kan tussen 550-564 zijn ontstaan. Opvallend is, dat hier de evenwichtstendenties werden opgeheven door de dieptewerking van de hoofdas, die met een koepel werd uitgebreid. Dichter bij de Apostelkerk in Constantinopel staat de San Marco in Venetië. Ook illusionistische vervluchtigingstendenties, als bijvoorbeeld in de van onderen doorbroken hoofdpijlers waarop de koepels rusten, schijnen in Venetië te zijn overgenomen van de Apostelkerk in Constantinopel; in de Johanneskerk in Epheze rusten de koepels op zware massieve pijlers.
Een tweede type vormen de koepelbasilieken. We bezitten een reeks kerken, waaraan de ontwikkeling stapsgewijze te volgen is. Een vroege vorm van een koepelbasiliek vertoont de Irenekerk in Constantinopel (532); het is echter moeilijk uit te maken of de tegenwoordige vorm overeenstemt met het oorspronkelijke bouw¬werk; hij zou ook het resultaat kunnen zijn van de verbouwing uit het jaar 564. Uit een vergelijking met de koepelbasiliek in Philippi, die niet lang geleden grondig is onderzocht en gereconstrueerd, mag wellicht worden opgemaakt, dat de oorspronkelijke vorm van de Irenekerk stamt uit de Justiniaanse tijd.
Beide bouwwerken bestaan uit een verbinding in de lengterichting van twee overwelfde ruimten; de westelijke ruimte is met een kalot (bolkap) overwelfd, de tweede ruimte heeft een koepel. Dus ook hier hetzelfde probleem als in de gehele vroeg-Byzantijnse architectuur: verbinding van centrale koepelruimte en basilicale diepterichting. Uit de verschillende manieren van oplossen blijkt hoe hevig met dit probleem geworsteld is.
Deze disharmonie tussen basilicale diepterichting en centrale koepel wordt dan in de latere Justiniaanse koepelbasilieken opgeheven. In de Mariakerk in Epheze of de koepelbasiliek in Kasr ibn Wardan vormt de koepel het midden tussen twee brede tongewelven. De Mariakerk in Epheze, die uit de laat-Justiniaanse periode zou kunnen stammen, vormt een ideale oplossing van een koepel¬basiliek met dominerende middenkoepel en zich zwak aftekenende tendenties naar een kruiskoepelkerk. Die laatste anticiperen reeds op de na-Justiniaanse tijd.
door Prof. Dr. W. Sas-Zaloziecky.