qui

betekenis & definitie

(Lat. of Fr.) wie; ~ bene amat, bene cas tigat, (Lat.) wie goed bemint, straft goed; ~ be ne diagnoscit, bene curat, (Lat.) wie een goede diagnose stelt, geneest goed; ~ bene distinguit bene docet, (Lat.) wie goed onderscheidt, onderwijst goed; ~ ha et aures audiëndi, audiat, (Lat.) B wie oren heeft om te horen, hore; ~ nescit dissimulape nescit regnare, (Lat.) wie niet weet te veinzen, verstaat het regeren niet; ~ nimium probat, nihil probat, (Lat.) wie te veel bewijst, bewijst niets; ~ non proficit, deficit, (Lat.) wie niet vooruitgaat, gaat achteruit; ~ proficit in artibus et deficit in mopibua, plus deficit quam proficit, (Lat.) wie i. d. wetenschap vooruitgaat, maar zedelijk achteruitgaat, gaat eer achterdan vooruit; ~ sexcu se, saccuse, (Fr.) wie zich verontschuldigt, beschuldigt zich; ~ sine peccato est, (Lat.) B wie zonder-zonden is, (werpe de eerste steen); ~ tacet, consentit, (Lat.) wie zwijgt, stemt toe; ~ vivra, verra, (Fr.) dat zal de tijd leren.