Gepubliceerd op 11-11-2021

zuidelijk

betekenis & definitie

bn., bw. (zich ten Z. bevindende; van of naar het Z.; in het Z. thuis behorende; als in het Z.): de zuidelijke landen; de wind is zuidelijk, waait uit het Z.; zuidelijk varen, naar het Z.; de patrijzen trokken zuidelijk; zuidelijk van de rivier, ten Z. van.

< >