1. bn. bw. ([als] van, uit,in, betrekking hebbende op, eigen aan Zeeland): de Zeeuwse klederdracht; een Zeeuwse rijksdaalder, oude munt, ƒ 2.60; zegsw. goed Zeeuws, goed rond; Zeeuwse dichtkring, groep dichters ± 1600, te Middelburg met Jacob Cats en Simon van Beaumont als hoofd;
2. Zeeuwse, v. Zeeuwsen.