Gepubliceerd op 11-11-2021

wortel

betekenis & definitie

m. wortels, bet. 1 en 2 ook wortelen, worteltje (1 ongeleed deel der plant, dat in de grond dringt en water opzuigt of opneemt; fig. beginsel, oorzaak; 2 naam van planten, welke inz. gekweekt worden wegens de eetbare wortels; peen; 3 taalk. ideële abstracties uit bestaande woorden, niet bestaan hebbende grondklanken, waarmede men de verwantschapsbetrekking van woordfamilies wil uitdrukken; 4 rekenk. het getal, dat men krijgt, door een gegeven getal in een zeker aantal gelijke factoren te ontbinden):

1. de wortel van een boom; bij overdracht: de wortel van een tand; zegsw. met wortel en tak uitroeien, geheel en al verdelgen; fig. de kwaal der tering schoot wortelen, tierde of woekerde voort;
2. houdt ge van een wortel? gele en rode wortelen of wortels voor het vee;
3. de wortel van het woord;
4. de vierkantswortel, het getal, dat in de 2e macht het gegeven getal oplevert; de derdemachtswortel van 27 is 3.

< >