1. v. wonden (letsel, kwetsuur; fig. leed, smart, droefheid), een verse wond; balsem voor de wond, fig. troost; zegsw. de vinger op de wond leggen, fig. precies zeggen, waar enig gebrek schuilt, het gebrek bij de juiste naam noemen; oude wonden openrijten, oud leed weer levendig doen gevoelen; diepe wonden slaan, diep leed veroorzaken; zie pleister; ook wonde;
2. bn. (gewond, gekwetst): een wonde plek, ziekelijke of gekneusde plaats in het vlees, ook fig.