1. bn., bw. (behorende tot, betrekking hebbende op de wiskunde): een wiskundig betoog, iets wiskundig vaststellen, wiskundige reserve, de door den wiskundigen adviseur ener levensverzekering-maatschappij vastgestelde reserve;
2. wiskundige, m. wiskundigen (kenner der wiskunde): Archimedes was een groot wiskundige.