bereidde h. voorbereid (1 vooraf gereedmaken, inrichten; klaarmaken; 2 langzaam, voorzichtig op de hoogte brengen):
1. iem. tot een examen voorbereiden; op alles, het ergste voorbereid;
2. iem. op iets voorbereiden; refl. zich voorbereiden voor een examen, zich op het ergste voorbereiden.