volgde, h. en is gevolgd (1 achternagaan; 2 v. e. weg, rivier, lijn: houden, daarlangs gaan; 3 volle aandacht schenken; 4 komen na; 5 voortvloeien uit; 6 gehoor geven aan; 7 nabootsen):
1. de politie is den dief gevolgd;
2. de tramlijn volgen; de kust volgen, er langs zeilen;
3. we volgden zijn redenering met aandacht; ik kon hem, een redenering, niet volgen, a) geen aandacht schenken b.v. wegens rumoer enz., b) niet begrijpen; je hebt niet gevolgd, niet opgelet en dus niet begrepen;
4. de nacht volgt op de dag; de voorwaarden zijn als volgt, als ik nu ga zeggen; wie volgt, is aan de beurt? brief volgt; hij kon in de tweede klas reeds niet meer volgen, het onderwijs werd hem te zwaar, zie ook bet. 3;
5. hieruit volgt; wat volgt daaruit?
6. iems. raad, bevel volgen; zijn eigen hoofd volgen, niet naar anderen willen luisteren;
7. Staring heeft hier de trant van Cols gevolgd.