Gepubliceerd op 11-11-2021

voeren

betekenis & definitie

I. voerende, h. gevoerd (voederen, inz. v. vee): de kippen voeren, het vee voeren.

II. voerde, h. gevoerd (1 leiden: 2 vervoeren):

1. zij voerden hem naar het fort; dat zou mij te ver voeren; wat voert u naar M. hierheen?
2. waren naar de stad voeren; nog: het bewind voeren, besturen; oorlog voeren, in strijd zijn; een proces voeren, procederen; het woord voeren, d. i. in ‘t openbaar spreken; het bevel commandant zijn; zegsw. zie schild, staat 6.

III. voerde, h. gevoerd (van binnen bekleden): een japon voeren, een winterjas voeren.

< >