Gepubliceerd op 11-11-2021

vlees

betekenis & definitie

o. vlezen (1 spiermassa van mensen en [warmbloedige] dieren; 2 de mens; 3 zinnelijke neigingen; 4 eetbaar deel van vruchten, vruchtvlees):

1. rundvlees, kalfsvlees; men at er drie vlezen, vleesspijzen; des vlezes (of: des vleses); het ga u naar den vleze, stoffelijk wel; goed in zijn vlees zitten, gevleesd; wild vlees; in het vlees snijden; tot op het vlees afgesneden nagels; bemind vlees v. iem. die algemeen bemind is; zijn eigen vlees en bloed, zijn kinderen; zie kuip;
2. de weg van alle vlees gaan, sterven; alle vlees is als gras; vlees geworden;
3. zie geest; de wereld en het vlees verzaken;
4. het vlees van een perzik.

< >