Gepubliceerd op 11-11-2021

vestigen

betekenis & definitie

vestigde, h. gevestigd (vast maken of doen zijn): zijn verblijf ergens vestigen, er voorgoed gaan wonen; deze maatschappij is gevestigd te A., heeft haar zetel; fig. zijn hoop op iets vestigen, gronden; de blik, de ogen vestigen op iets, de aandacht op iem. vestigen, richten; refl. zich ergens vestigen, er gaan wonen; zich vestigen als geneesheer, als bakker, practijk gaan uitoefenen; aller ogen vestigden zich op haar, richtten zich.

< >