I. bn. (1 het vertrouwen bezittend; 2 goed bekend, op de hoogte):
1. een vertrouwd persoon, bediende, vriend, op wien men zich verlaten kan;
2. hij is vertrouwd met dat werk; vertrouwd raken met; zich vertrouwd maken met;
II. vertrouwde, m. en v. vertrouwden (intieme vriend of vriendin).