vertoonde, h. vertoond (1 laten zien, voor ogen stellen; 2 opvoeren):
1. zijn kaartje vertonen; tekenen van vermoeidheid vertonen; dikwijls tonen in deze bet.;
2. de toneelafdeling zal dat stuk vertonen, opvoeren; de stukken vertonen; refl. hij zal zich niet meer in het publiek vertonen, verschijnen.