verstrooide, h. verstrooid (1 verspreiden, uiteendrijven, verjagen; 2 de aandacht afleiden; ook: iem. door afleiding ontspannen):
1. de wind verstrooit de zaden; een vijandelijke bende verstrooien;
2. dat verstrooit me; zich (1 uiteengaan; 2 zich door afleiding ontspannen):
1. de menigte verstrooide zich door de aangrenzende straten;
2. ik doe het om mij wat te verstrooien.