1. verluidde, i. verluid (bekend doen worden, laten weten of doen doorschemeren, te verstaan geven): niet alles geloven, wat men hoort zeggen; niets van een zaak (laten) laten doorschemeren, laten merken; naar (het) verluidt, naar men bericht, vertelt; zich laten verluiden, vertellen;
2. o. (het bekend maken of worden): het verluiden der geruchten.