Gepubliceerd op 11-11-2021

uitwassen

betekenis & definitie

I. waste (wies) uit, h. uitgewassen (door wassen reinigen, zuiveren): een vuile jongenskiel uitwassen, zakdoeken goed uitwassen; bij uitbr. boter uitwassen, zuiveren; een wonde uitwassen, reinigen.

II. wies uit, i. uitgewassen (uitlopen, uitspruiten, één of meer uitwassen krijgen): de winteraardappels gingen uitwassen.

< >