v. tunica’s; Lat.
1. onderkleed der oude Rom.;
2. R.-K. overkleed van een R.-K. subdiaken; opperkleed der bisschoppen: de Romeinse tunica was een soort hemd met of zonder mouwen; de tunica wordt bij godsdienstplechtigheden door den bisschop gedragen; nog: mantelanjer, muurachtige plant.