I. m. -en, tuiltje; gril; jokkernij: iem. op de tuil houden, voor de gek; vero.
II. m. -en, tuiltje;
1. ruiker: een tuiltje viooltjes;
2. trosvormige bloeiwijze: bij de tuil zijn de onderste bloemstelen langer dan de bovenste, de bloemen staan ongeveer op dezelfde hoogte.