legde toe, (lei, leide) toe, h. toegelegd (geleid) (1 dichtdoen, sluiten door iets er op te leggen; 2 toewijzen; 3 er op toegeven; 4 zijn best doen; 5 refl. met op: zich bevlijtigen, beijveren):
1. een graf toeleggen, een luik toeleggen;
2. een gratificatie toeleggen;
3. ergens geld op toeleggen;
4. het er op toeleggen om iem. te benadelen;
5. z. toeleggen op Frans.