Gepubliceerd op 11-11-2021

tellen

betekenis & definitie

telde, h. geteld (1 de getallen opnoemen, in hun natuurlijke volgorde; 2 door tellen de hoeveelheid bepalen; 3 een zeker getal vormen; oud zijn; 4 rekenen tot; 5 achten):

1. van 1 tot 10 getallen bij elkaar tellen, d. i. optellen;
2. zijn geld tellen, berekenen door te tellen;
3. dit dorp telt 8 duizend zielen; hij telde 12 jaar;
4. fig. ik tel u onder mijn vrienden; dat telt niet mee, wordt niet meegerekend;
5. hij is daar niet geteld; een mensenleven niet tellen, van waarde achten; dat telt hij niet.

< >