stroomde, h., i. gestroomd (1 v.e. vloeistof: zich voortbewegen, vloeien, inz. met grote hoeveelheid of met kracht; 2 van stoffen enz.: zich werkelijk of schijnbaar als een vloeistof voortbewegen, van electriciteit: zich door een lichaam voortbewegen, 3 in fig. verband of geheel fig.: zich in groten getale of als een voortvloeiende watermassa voortbewegen, of aldus voorgesteld; soms gedacht als een krachtige beweging; 4 water op een boezem of in zee laten afvloeien door het openen van een of meer sluizen):
1. het water stroomt naar zee; het water stroomt van de daken; stromend water in alle kamers; de wijn stroomde; de tranen stroomden haar over de wangen;
2. warmte stroomde binnen; de door dat oppervlak heen stromende electriciteit;
3. een talloze menigte is naar de markt gestroomd; en daarom dat mijn zangenstromen; levensgloed voelt hij door zijn aderen stromen;
4. met de Koppelsluis wordt niet gestroomd.