v. straten (1 geplaveide weg tussen twee rijen huizen in stad of dorp; de twee rijen huizen; de bewoners; 2 zeeëngte):
1. langs de straat lopen, slenteren; iem. op straat zetten, uit zijn dienst ontslaan, uit zijn huis zetten; op zitten (of: staan), geen onderdak, bestaan hebben; Z.-N. zo oud als de straat, zeer oud; Z.-N. de straat meten, dronken over de straat zwijmelen;
2. de Straat van Messina.