stierf, i. gestorven (ophouden te leven, uit het leven scheiden, overlijden, doodgaan): de man ligt op sterven; de vrouw kwam te sterven; sterven van verdriet; aan een ziekte sterven; zie dood; fig. het woord stierf op zijn lippen, hij sprak het niet uit; hij stierf duizend doden, zwaar lijden, gefolterd worden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk