v. sterren, sterretje (1 hemelbol; 2 iets, dat op een ster gelijkt: stervormig ordeteken,stervormige figuur enz.; 3 beroemdheid):
1. de avondster, de morgenster, de poolster; een vaste ster; zie geluksster;
2. de ster in het wapen van Maastricht; de ster van een ridderorde; de ster der Sovjetrepubliek; een ster van diamanten, borstsieraad; een ster in het ijs vallen, stervormige barst;
3. een ster aan de letterkundige hemel; zie sterretje; nog: Z.-N. in zijn ster hebben, krijgen, in de bol.