v.;
1. het vermogen van te spreken: de spraak missen, stom zijn; de spraak verliezen, ook fig.;
2. manier van spreken, klank: ik herkende hem aan zijn spraak;
3. opspraak: hij is erg op de spraak; zie man, sprake.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
v.;
1. het vermogen van te spreken: de spraak missen, stom zijn; de spraak verliezen, ook fig.;
2. manier van spreken, klank: ik herkende hem aan zijn spraak;
3. opspraak: hij is erg op de spraak; zie man, sprake.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: