Gepubliceerd op 11-11-2021

spiegel

betekenis & definitie

m. spiegels, spiegeltje (1 voorwerp van glas of gepolijst metaal, waarin lichamen enz. weerkaatst worden, inz. verfoelied glas, in lijst gevat; 2 van het water: gladde onbewogen oppervlakte; 3 v. e. schip: achterdeelvlak, achtersteven):

1. een salonspiegel, handspiegel, een kapspiegel; in de spiegel kijken; bij uitbr. een brandspiegel, een keelspiegel, een oorspiegel; fig. het gelaat is de spiegel der ziel;
2. de spiegel der zee;
3. de spiegel van een schip, achtersteven; nog: de Spiegel Historiael, berijmde wereldgeschiedenis van Jacob van Maerlant (1235-’99); de Spiegel der Vaderlandsche kooplieden, zedenblijspel van Pieter Langendijk (1683-1756).

< >