Gepubliceerd op 11-11-2021

sneeuwen

betekenis & definitie

I. sneeuwde, h. gesneeuwd (onp. w.w., fig. in grote hoeveelheid neerkomen); het sneeuwt, er valt sneeuw; het sneeuwt grote vlokken; fig. het sneeuwt grote ideeën, zij komen in overvloed;

II. bn. (1 van sneeuw; 2 als van sneeuw):

1. een sneeuwen kleed dekt de poollanden;
2 de sneeuwen bloesems der jasmijn.

< >