I. m. smakken (geluid met de lippen, inz. bij het eten en drinken: val, bons, harde plof: Z.-N. zoen): zie smakken.
II. v. smakken (locale naam van een platboomde vissersschuit met dek, aan de voor- en achtersteven even breed).
III. v. (zekere boom): zie sumak.