sjeesde, i. gesjeesd (1 afgewezen worden bij een examen; 2 van de universiteit weggaan, omdat men van de studie niets terechtbrengt, zie bet. 3; ook bedrijvend met de bet. wegjagen onder invloed van Fr. chasser; 3 hard lopen; vluchten):
1. hij is voor de derde maal gesjeesd;
2. zijn sjezen van de Academie; een gesjeesd student;
3. sjezen gaan.