Gepubliceerd op 11-11-2021

schrik

betekenis & definitie

m. schrikken (1 plotseling angstgevoel, [gewoonlijk vergezeld van een onwillekeurige beweging]; ontsteltenis; 2 iem., iets, die, dat schrik verspreidt, inboezemt; verschrikking):

1 de eerste schrik was voorbij, de schrik slaat iem. om het hart; de schrik zit mij nog in de benen; de schrik zit er in, nl. in een menigte na een strafoefening of een ongeval; er de schrik onder (of: in) hebben; met de schrik vrijkomen (of: vrijlopen); tegen, voor de schrik; van de schrik bekomen;
2 de leeuw, de schrik der woestijnen; de schrik der kinderen.

< >