m. bet. 1 schouwburgen (vertaling van Gr.-Lat. theatrum: (1 gebouw, waarin toneelstukken worden opgevoerd, theater; 2 de gezamenlijke bezoekers; ook: het gezelschap toneelspelers):
1 de Amsterdamse schouwburg; naar de schouwburg gaan;
2 de gehele schouwburg raakte in rep en roer.