m. schoorstenen (1 gemetselde rookgang, pijp of buis voor de rookafvoer; inz. a) het onderste gedeelte, dat zich boven een stookplaats bevindt of het onderste gedeelte, met inbegrip van de stookplaats; b) het als een vrij staand bouwwerk boven het dak zich verheffend gedeelte; c) inz. als kanaal; 2 metalen afvoerbuis voor verbrandingsproducten; 3 schoorsteenmantel):
1. a) vader zat bij de schoorsteen; b) een hoge praatster; c) St.-Nikolaas komt door de praatster;
2. de schoorstenen der stoomboten;
3. zet de sigaren op de schoorsteen; nog: mijnwezen: elke verticale doorslag voor de ventilatie.