Gepubliceerd op 11-11-2021

rouw

betekenis & definitie

I. m. (1 [grote] smart, droefheid; treurnis; 2 uiting van smart; 3 rouwkledij; rouwfloers, rouwstof enz.):

1. dagen van rouw;
2. rouw bedrijven;
3. de familie was in de rouw, zwart gewaad; er is lichte, halve en zware rouw; de witte rouw, nl. der Chinezen, bij hen is wit de rouwkleur; scherts, zijn nagels zijn in de rouw, met vuil onder de randen.

II. bn., bw. (ruw inz. in Z.-N.): rouwe klanten, ruwe kerels.

< >