I. bn., bw. (1 behorende tot de R.-K. kerk; 2 volgens de leer der R.-K. kerk; 3 Romeins, alleen in vaste verbindingen, vero.):
1. die dame is Rooms; daar staat de Roomse kerk; hij is gedoopt;
2. Roomse godsdienstoefeningen;
3. het Heilige Roomse Rijk, het oude Duitsland; Rooms(e) koning, gesch. titel van den keizer v. Duitsland vóór zijn kroning: graaf Willem II werd Rooms in 1247;
II. Roomse, m. en v. Roomsen (Rooms-Katholiek).