Gepubliceerd op 11-11-2021

rijpen

betekenis & definitie

I. rijpte, heeft (1), is (2) gerijpt;

1. rijp maken: de zon rijpt de vruchten;
2. rijp worden: de vruchten rijpen; de zweer rijpt; fig. een besluit, een plan kan rijpen; het rijpend oordeel, verstand; rijpen tot, zich ontwikkelen tot.

II. rijpte, heeft gerijpt; in lichte graad vriezen: het rijpt, er valt rijp.

< >