v. -en;
1. het richten, in verschillende bet.: de richting der troepen, a) het (zich) in het gelid scharen, b) het gelid; de richting van een kanon, a) het zo plaatsen, dat men daardoor het doel kan treffen, b) de juiste stand zelf;
2. stand of beweging naar een zekere zijde: een richting geven aan; een richting nemen, fig. wending;
3. strekking, streek; rechte lijn, waarin iets zich beweegt, zich uitstrekt, zich plaatst: in schuine, horizontale richting; in de richting van het zuiden;
4. gezindheid, denkwijze: een nieuwe godsdienstige richting.