I. m. portiers, portiertje (Fr. deur- of poortwachter; in scholen: ondergeschikte bediende, die behalve met het openen en sluiten der deuren, met allerlei ander werk, onderhoud van lokalen enz. belast is; hotel: hotelbediende, die kamers aan de gasten toewijst enz.).
II. o. portieren, portiertje (Fr. deur van koets of wagon, [spoor]wagen); I.- etym.= -II.