Gepubliceerd op 11-11-2021

plastisch

betekenis & definitie

Duits plastisch

I. bn. (1 de eigenschap bezittende van aan iets een gedaante, e. vorm te kunnen geven inz. uit e. vormeloze massa scheppend, boetserend; 2 de eigenschap hebbende van de groei of de vorming van natuurlijke delen inz. v. e. levend organisme, te veroorzaken of te bevorderen; 3 de eigenschap hebbend van te kunnen worden gemodelleerd, in een andere vorm gebracht te kunnen worden, inz. door kneden; 4 gekenmerkt door of in verband staande met vormgeving: gemodelleerd, tot de plastiek behorende enz.; oneig. aanschouwelijk, zeer duidelijk beeldend);
1. plastische kunsten, zoals boetseren en beeldhouwen; het plastisch vermogen;
2. plastische of weefselvormende voedingsmiddelen;
3. de klei door kalk minder plastisch maken; een plastisch deeg;
4. plastische voorstellingen van menselijke lichaamsdelen; zin voor plastische schoonheid; als zn. de grenzen van het plastische; oneig. een plastische voorstelling van iets geven;

II. bw. (meestal fig. op aanschouwelijke, uitbeeldende wijze); het gebeurde plastisch voorstellen.

< >