Gepubliceerd op 11-11-2021

plagen

betekenis & definitie

plaagde, h. geplaagd (1 iem. kwellingen of overlast aandoen, hinder of last veroorzaken; 2 uit scherts of boosaardige lust lastig vallen, hinderen, kwellen; 3 iem. lastig vallen met het oog op enig doel; hem dringen om iets te doen, te geven enz.; 4 iem. kwellen, zijn gemoedsrust roven; 5 refl. zich kwellen, zich moeite aandoen, zich aftobben):

1 met schuldeisers geplaagd, er de last van ondervindende; ’t zijn zenuwen, die mij plagen;
2 katten en honden plagen; mag ik u even plagen? beleefdheidsformule, als men iem. een weinig overlast aandoet; het is maar om te plagen, schertsend boos of ongeduldig maken; iem. met iem. of iets plagen, inz. in toespeling op een bekende of veronderstelde verliefdheid;
3 die alle meisjes om zoenen plaagde;
4 de nieuwsgierigheid plaagt hem; de arme geplaagde man;
5 zich plagend om niets.

< >