m. pensionarissen (Lat. pensionarius: gesch. 1 in onze oude Republiek, bezoldigd rechtsgeleerd raadsman ener stad of v. e. gewest [vertaald door: loontrekkende Raadsman]; 2 in het begin der 19de eeuw: president der Bataafse republiek):
1. de pensionaris Oldenbarneveldt;
2. de pensionaris Schimmelpenninck.