patste, h., i. gepatst (1 met een pats neerkomen; 2 smijten, gooien; ook: doordraaien, handelen als een patser):
1. een sneeuwbal patste tegen de muur;
2. met geld patsen.
Gepubliceerd op 11-11-2021
betekenis & definitie
patste, h., i. gepatst (1 met een pats neerkomen; 2 smijten, gooien; ook: doordraaien, handelen als een patser):
1. een sneeuwbal patste tegen de muur;
2. met geld patsen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: