vatte op, h. opgevat (1 aanvatten en in de hoogte heffen; 2 ter hand nemen in versch. oneig. toepassingen; 3 iets of iem. op een bepaalde wijze beoordelen):
1. beiden vatten zwijgend de jukken weer op; de pen opvatten, om te schrijven nl.; de wapens tegen iem. opvatten, grijpen naar;
2. zijn tank weer opvatten; de draad ener rede, van een verhaal weer opvatten, vervolgen; een plan opvatten, vormen; liefde voor iem. of iets opvatten, gaan gevoelen; een gunstig denkbeeld opvatten van, aanvaarden, tot het zijne maken;
3. iets als een belediging, verkeerd opvatten; hoe vat jij dit op?