Gepubliceerd op 11-11-2021

opmaken

betekenis & definitie

maakte op, h. opgemaakt (1 opeten; verteren; 2 verkwisten, doorbrengen; 3 in orde maken, samenstellen; versieren; 4 de berekening maken van; 5 v. e. rekening: optellen en uitschrijven; 6 typ. de gezette tekst in paginas afdelen; 7 gevolgtrekkingen maken, besluiten; 8 Z.-N. opstoken):

1. olievoorraad opmaken;
2. zijn geld en goed opmaken;
3. een bed opmaken; het haar opmaken, kappen; dameshoeden opmaken, van bloemen, linten enz. voorzien; de was opmaken, z. opdoen 4;
4. de kostenopmaken; een bestekopmaken, de kosten berekenen van; een inventaris opmaken;
5. een rekening opmaken;
6. een vel druks opmaken;
7. uit die woorden kon men zijn plan opmaken;
8. Z.-N. laat u toch niet opmaken; nog: refl. zich opmaken tot, gereedmaken; Z.-N. een opgemaakt spel, doorgestoken kaart.

< >