ontlaadde, h. ontladen (1 de lading, de last wegnemen; 2 van vuurwapenen: van de lading ontdoen inz. afschieten; 3 van de electriciteit ontdoen):
1 een kar, een schip ontladen; fig. om het hart te ontladen, ontlasten van iets dat drukt;
2 een geweer, kanon ontladen;
3 een batterij ontladen.