I. bn. (1 vroeger tot ± 1850: ter aanduiding van onze taal en wat er betrekking op heeft, Nederlands; 2 [Saksische] volkstaal in Noord-Duitsland en wat er betrekking op heeft):
1. Aenleidinghe ter Nederduitsche Dichtkunste;
2. een Nederduits woordenboek;
II. o. (de taal).