m. in bet. 2 nadrukken (1 het nadrukken v. e. boek nadruk of plaatwerk; 2 een drukwerk, dat door nadruk is vervaardigd; 3 klem, kracht, waarmee men spreekt; 4 stemtoon):
1. alle nadruk is verboden;
2. een slechte nadruk, in het buitenland verschenen;
3. hij sprak met nadruk;
4. bij het lezen de nadruk op een woord leggen; fig. de nadruk leggen op, de aandacht op iets vestigen.