Gepubliceerd op 11-11-2021

luchten

betekenis & definitie

luchtte, heeft gelucht:

1. lucht geven aan; uiten: zijn hart, gemoed luchten; ook: zijn haat luchten;
2. spottend: ten toon spreiden, geuren met: zijn kennis van het Frans luchten (of: te luchten hangen);
3. ter opfrissing, droging enz. aan de buitenlucht blootstellen: het beddegoed luchten; het schoollokaal luchten;
4. van wijnvaten: zwavelen; zie lucht (1,10): wijn(vaten) luchten;
5. ruiken; alleen fig. in zegsw.: zegsw. iem. niet mogen (of: kunnen) luchten of zien, niet kunnen verdragen, eig. hem niet kunnen ruiken noch zien.

< >